Museum vandaag: 09:00 - 17:00

nl
Steun ons Nieuwsbrief

Context

 

In de zomer van 1942 waren arbeiders nodig voor de bouw van de Atlantikwall in Noord-Frankrijk. Gruppe VII, de afdeling van het Duitse leger in België die verantwoordelijk was voor arbeidszaken, gaf het Belgische ‘Rijksarbeidsambt’ de opdracht om deze arbeiders te vinden.

De lokale kantoren van het Rijksarbeidsambt gebruikten de gemeentelijke Jodenregisters en lijsten van Joodse werkloze om Joden als dwangarbeiders op te vorderen. Dit was mogelijk door de anti-Joodse verordeningen van 11 maart en 8 mei 1942. Na een medische keuring werden Arbeitseinsatzbefehlen (werkorders) verspreid. Zes treinen brachten de mannen van Antwerpen naar Noord-Frankrijk waar ze in erbarmelijke omstandigheden in minstens 14 verschillende werkkampen werden ondergebracht.

Tijdens werkdagen van tien tot veertien uur bouwden zij wegen, elektriciteitsleidingen, communicatielijnen, versterkingen, enz. De behandeling door de bewakers was wreed, en honger en ziekten verspreidden zich snel, wat tot de dood van heel wat arbeiders leidde.

Dwangarbeiders Les Mazures

Een groep gevangenen in het werkkamp van Les Mazures, 1942.

Archief: Kazerne Dossin – Fonds Erlich-Liebermann.

Ze konden brieven en postkaarten met hun familie uitwisselen en in sommige gevallen ook een klein loon aan hun familie in België laten uitbetalen. Op die manier ontstond een vals gevoel van veiligheid, waardoor de arbeiders de werkkampen niet ontvluchtten en hun families op hun wettelijke adres in Antwerpen bleven.

Dit had rampzalige gevolgen. Volgens een statistische analyse bedroeg het deportatiepercentage voor de Antwerpse arbeiders van Organisation Todt 84,82% en voor hun verwanten 73,52%. Ter vergelijking: dit percentage bedroeg 56,03% voor alle Antwerpse Joden samen en 45 à 50% voor de volledige Joodse bevolking in België.